Wat is
Faalangsttraining?
Faalangst is een training die
erop gericht is de individuele angst van een kind op te sporen en te verminderen. Faalangst is een bijzondere vorm van angst
waarbij je zo bang bent om te falen dat je thuis of op school niet meer goed kunt presteren/functioneren. Elk
kind is wel eens bang om iets niet goed te doen maar bij faalangst worden de prestaties op school en
in de sociale omgang sterk negatief beïnvloed.
Faalangst is
geen karaktertrek of persoonlijkheidseigenschap. Faalangst zijn eigenlijk aangeleerde stappen die het kind doorloopt. Als
een kind regelmatig faalt of iets lukt hem regelmatig niet, dan heeft dat (negatieve) invloed op zijn zelfbeeld.
Faalangsttraining
is bedoel voor kinderen die:
|
Voor wie is de training
bedoeld
De faalangst/reductietraining is bedoeld voor kinderen vanaf 7 jaar.
Doel
Bij de training leren kinderen:

|
vaardigheden waarmee hun flexibiliteit
vergroot wordt: meerdere oplossingen bedenken, dan kiezen wat de beste is. |

|
anders naar zichzelf en de wereld kijken |

|
anders denken, doen en voelen |
|
Angst en
autisme:
Angsten komen veel voor bij kinderen met ASS.
Deze angsten hebben voor een groot deel te maken met sociale situaties. De sociale wereld, met alle voor ons
vanzelfsprekende en onbewuste regels die daar gelden, is voor hen onbegrijpelijk en onvoorspelbaar. Ieder moment kunnen ze
iets verkeerd doen of kan er iets onverwachts gebeuren. Vaak leveren ongestructureerde en slecht voorgestructureerde sociale
situaties zoals pauzes, vrije tijd of activiteiten in een groep, de meeste problemen op. Negatieve ervaringen in sociale
situaties maken dat kinderen deze situaties soms uit de weg gaan. Zij kunnen angstig worden als ze plotseling en onverwacht
van vaste patronen en routines moeten afwijken. Bepaalde prikkels, zoals onvoorspelbare of harde geluiden, kunnen hen
angstig maken. Hun specifieke manier van denken, zoals bijvoorbeeld het letterlijk opvatten van uitspraken en het niet
begrijpen van beeldspraak en spreekwoorden, lokt vaak lacherige reacties op, waardoor zij onzeker en angstig worden. Een
voorbeeld is een jongen die ‘s avonds niet meer naar buiten durfde toen hij had gehoord dat ‘de nacht ging vallen’.
Voor een aantal kinderen is het ook moeilijk om de grens tussen fantasie en realiteit in de gaten te krijgen en te bewaken.
Kinderen met ASS kunnen moeilijk het ‘betrekkelijke´ van iets inzien en daarmee hun angst dempen. Zo kunnen ze
bijvoorbeeld, wanneer ze iets engs zien op de tv, niet tegen zichzelf zeggen: ´het is niet echt´ of ´het is maar een
film´.
|